zaterdag 5 september 2009

Op Zoek naar METERSNOEK – Deel 5

Dood Aas’

Ik heb veel vertrouwen in het slepen met kunstaas. Uiteraard staan er weer een aantal sessies op de rails voor in het najaar en de komende winter. Toch wil ik het niet alleen maar hebben van kunstaas of een sessie van een halve of hele dag. Ik hou ervan om er af en toe eens even lekker op pad te gaan. Negen van de tien keer wordt het dan struinen met de blinker en dat loont meestal wel. Alleen de echte grote jongens blijven uit. Snoekjes tussen de 60 en 80 komen met grote regelmaat de kant op, maar hier boven toch eigenlijk zelden. Dit is toch vreemd, omdat ik er van overtuigd ben dat ze er wel zitten.

Zoals al eerder beschreven in deel 4 van OZNM, zit ik nu tot over mijn oren in de verslagen van Co Sielhorst. De man brengt me op ideeën… Zijn aanpak, met Dood Aas op redelijk groot water, op dieptes van 6 tot 9 meter, bezorgen me kriebels. Ik heb een aantal wateren in mijn hoofd om een soortgelijke aanpak op uit te gaan voeren. In het verleden heb ik regelmatig met Dood Aas gehengeld en soms met succes. Toch was het nooit bijster goed. De verhalen van Co lezend, doet me beseffen dat onze manieren van aanpak een aantal wezenlijke verschillen kent. Dat maakt me enthousiast om mijn aanpak te herzien.

Voordat ik het grotere water wil gaan bestoken, wil ik mezelf deze aanpak eerst vaardig maken op klein bekend water. Dit biedt de mogelijkheid om een aantal korte sessies te plannen, van hooguit een uur of twee-en-een-half. Voorheen viste ik altijd met een takel met twee dreggen en een enkele haak. De aanpak van 1 dreg en elastiek staat me veel meer aan. Daarnaast heb ik nooit gevoerd. Eigenlijk vreemd, want zodra ik ga Karperen, maak ik een voerplek aan met Boilies, Mais of Pellets, waarom niet met stukken Makreel, Voorn, Sardines of Brasem?

Alsof ik een voorgevoel had van deze nieuwe aanpak, want een week of twee geleden heb ik toevallig een witvisser om wat aasvis gevraagd. In de vriezer ligt dus nog wat per stuk verpakte Voorn. Natuurlijk is dat nooit genoeg om de winter mee door te komen, dus ik kan er de komende weken nog even tegenaan. Lekker met de vaste stok en een snoekhengeltje… Ook wel weer erg leuk, want eigenlijk ben ik helemaal geen ‘vaste-stok-visser’. Een andere aanpak is ook om één hengel met grote aasvis uit te rusten. Veel groter dan kleine Makreel ben ik niet gewend. Al met al, genoeg om eerst op ‘klein’ water te proberen. Juist met Dood Aas wordt het ook interessant om ook de schemer mee te pakken, dus dat is qua vistijd ook nuttig.

Een ander idee, waar Co Sielhorst het tot deel 50 nog niet over heeft gehad (zover ben ik inmiddels), is het langzaam slepen met Dood Aas. Op een water waar ik een aantal keer met succes ben wezen slepen, heb ik eens twee roofvissers zo te werk zien gaan. Af en toe standje 1 van de elektromotor aan of met de wind mee. Niet ver achter de boot, twee fel gekleurde dobbers die langzaam mee gingen. Afhankelijk van de wind vaar ik met kunstaas meestal op standje 3 of 4 met de elektromotor. De nieuwe manier wordt dus tergend langzaam vergeleken met wat ik gewend ben. Toch lijkt het me zeker wat. En niet te vergeten… de spanning van deze manier van Snoeken!!

Iets waar Sielhorst het wel over heeft is het langzaam binnendraaien van je aas. Na een kwartier of desnoods 10 minuten, een meter dichterbij. De kans dat je toch die dikke dame pakt, die net wat dichterbij ligt, is toch wat groter. Wanneer je dit met twee hengels in waaiervorm een aantal keer herhaald, bestrijk je toch een zeer groot gebied. In één van zijn eerste sessies vist hij vanuit zijn boot. Er gingen gelijk alarmbellen rinkelen. Met vrijwel ieder artikel wat Co schrijft, zie ik eigen potentiële stekken voor me. Ik kan bij iedere, door hem gebruikte tactiek, wel een bijpassende stek verzinnen waar ik die toe kan passen. De eerder genoemde ‘kriebels’, is puur enthousiasme wat ik weer krijg, om de strijd aan te gaan. Een compliment voor Co is dus zeer op zijn plek.

Leo

Geen opmerkingen: